De Nederlanders Jeltes, Arnold en Peeters wonen in België en Duitsland. Hun aanvraag voor een WW-uitkering wordt door het Uwv afgewezen. Volgens het Uwv moeten zij, op grond van art. 65 EG-verordening nr. 883/2004, namelijk een aanvraag in hun woonstaat indienen. Jeltes, Arnold en Peeters stellen dat zij atypische grensarbeiders zijn. Verder stellen zij dat het recht om te kiezen tussen de lidstaat van hun woonplaats (België of Duitsland) en de lidstaat van hun laatste werkzaamheden (Nederland) voor de bepaling van de voor de toekenning van de werkloosheidsuitkering verantwoordelijke lidstaat, zou moeten blijven voortbestaan onder EG-verordening nr. 883/2004. Rechtbank Amsterdam heeft prejudiciële vragen in deze zaken gesteld.
Advocaat-generaal (A-G) Mengozzi concludeert dat de staat van de woonplaats als enige staat bevoegd is ter zake van een werkloosheidsuitkering aan volledig werkloze grensarbeiders. Volgens de A-G geldt dit ook voor atypische grensarbeiders. Verder overweegt de A-G dat de weigering van de staat van de laatste werkzaamheden om een werkloosheidsuitkering te verlenen aan grensarbeiders die in een andere lidstaat wonen, geen afbreuk doet aan het vrije verkeer van werknemers wanneer het recht op uitkering wordt overgebracht naar de staat van de woonplaats.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Sociale zekerheid algemeen
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 17 mei