Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat het opvragen van privacy-gevoelig materiaal essentieel is voor het onderzoek en daarom noodzakelijk is in de zin van art. 8 EVRM. Er zijn niet onnodig veel vragen gesteld over het inkomen en vermogen en deze informatie kan ook niet op een andere, voor de heer X minder belastende wijze, worden verkregen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).

De heer X is aandeelhouder/bestuurder van diverse in Nederland gevestigde bv's. Daarnaast is hij dag en nacht met paarden bezig. X woont tot en met 30 december 2003 officieel in Nederland. Het betreffende adres fungeert nog steeds als 'thuisbasis' van zijn paardenhobby. Tot medio 2005 staat X ingeschreven op een adres in België. In september 2005 krijgt X een verblijfsvergunning voor Monaco, waar hij een appartement met twee studio’s, een kelder en vijf parkeerplaatsen huurt voor € 20.000 per maand. In 2011 trouwt X met een amazone, die vanaf 2004 in dienst was bij één van zijn bv's. X bezoekt ieder jaar alle internationale paardenconcoursen en organiseert enkele daarvan. Volgens de inspecteur heeft X in het kader van het woonplaatsonderzoek onvoldoende informatie verstrekt, zodat voor 2010, 2011 en 2012 informatiebeschikkingen zijn afgegeven. Rechtbank Zeeland-West Brabant stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch (V-N 2019/60.1.5) oordeelt dat het opvragen van privacy-gevoelig materiaal essentieel is voor het onderzoek en daarom noodzakelijk is in de zin van art. 8 EVRM. Er zijn niet onnodig veel vragen gesteld over het inkomen en vermogen en deze informatie kan ook niet op een andere, voor X minder belastende wijze, worden verkregen. In dit stadium kan slechts marginaal worden getoetst of sprake is van binnenlandse belastingplicht. Pas als de (navorderings)aanslagen 2010, 2011 en 2012 zijn opgelegd, kan worden beoordeeld of X zich terecht op het vertrouwensbeginsel beroept, de inspecteur een nieuw feit heeft, X te kwader touw is en of de bewijslast moet worden omgekeerd. De informatiebeschikkingen zijn rechtsgeldig en X krijgt drie maanden de tijd om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken. Het beroep van X is ongegrond.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 8

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Algemene wet inzake rijksbelastingen 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 30 september

24

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen