Rechtbank Arnhem oordeelt dat de WOZ-waarde niet lager is dan de waarde in verhuurde staat. De gemeente heeft de WOZ-waarde te hoog vastgesteld.

X is eigenaar van een winkelpand met opslagruimte. In beroep zijn de waarden naar 1 januari 2010 en 1 januari 2011 in geschil.

Rechtbank Arnhem oordeelt dat de gemeente de WOZ-waarden niet aannemelijk maakt. Niet aannemelijk is dat de voor het pand betaalde jaarhuur onzakelijk is. Bovendien valt niet in te zien waarom investeringen op kosten van de huurder, die in beginsel aan het einde van de huur weer door de huurder moeten worden verwijderd, de huurprijs zouden kunnen verhogen. De rechtbank oordeelt dat X de door hem voorgestane waarde ook niet aannemelijk maakt, gelet op de transactieprijs die een jaar vóór de peildatum is gerealiseerd. De rechtbank verwerpt het standpunt van X dat voor de Wet WOZ een lagere waarde geldt dan de waarde in verhuurde staat, omdat de waarde in lege staat uitgangspunt is van de Wet WOZ. Volgens X is een investeerder bereid meer te betalen voor een pand dat verhuurd is, omdat hij dan geen leegstandsrisico loopt. Bij de WOZ-bepaling via de HWK-methode, wordt de WOZ-waarde volgens de rechtbank echter juist bepaald uitgaande van de huurprijs voor het pand. Bij een leeg pand zou dit niet voor de hand liggen. De rechtbank vermindert de waarden in goede justitie.

 

Lees ook het thema over de WOZ.

 

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Arnhem

Editie: 23 juni

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen