X is eigenaar van een rijtjeswoning. In geschil is de WOZ-waarde van € 212.000. Volgens X is de waarde € 193.000. Rechtbank Noord-Holland stelt de heffingsambtenaar in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat in dezelfde straat drie vergelijkbare woningen zijn verkocht voor € 200.000, € 195.000 en € 195.000. Zijn woning is door de heffingsambtenaar ten onrechte vergeleken met woningen uit een andere straat, die een betere ligging hebben.
Hof Amsterdam oordeelt dat de heffingsambtenaar, zonder nadere toelichting, niet aannemelijk maakt dat de door hem verdedigde waarde van € 212.000 niet te hoog is. X maakt de door hem voorgestane waarde van €193.000 ook niet aannemelijk. Zo heeft de heffingsambtenaar de kwaliteit, onderhoud, ligging, luxe, duurzaamheid en uitstraling van de vergelijkingswoningen van X gemotiveerd betwist en X heeft deze factoren niet onderbouwd met objectieve toetsbare gegevens. In goede justitie wordt de waarde vastgesteld op € 200.000. Het beroep van X is gegrond, waardoor hij een proceskostenvergoeding voor het bezwaar en (hoger) beroep krijgt van in totaal € 2795.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 23 augustus