A schenkt certificaten van aandelen in B bv aan belanghebbende, X, zijn dochter. In de aangifte schenkbelasting wordt de waarde van de verkregen certificaten berekend op € 438.966. X verzoekt daarbij om toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling. De inspecteur legt vervolgens een aanslag op waarbij de waarde van de certificaten wordt vastgesteld op € 615.125. Hij honoreert het verzoek om toepassing van de BOR niet. Na bezwaar honoreert hij het verzoek deels en past in dat kader een vermindering toe van € 31.399. De belaste verkrijging komt dan uit op € 583.678. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het niet-kwalificerend ondernemingsvermogen moet worden verlaagd en stelt de belaste verkrijging vast op € 571.163.
Hof Amsterdam oordeelt dat voor het aan de geschonken certificaten toe te rekenen ondernemingsvermogen moet worden uitgegaan van de WOZ-waarden van de onroerende zaken. Het hof verlaagt de totale waarde van alle certificaten en verhoogt het daaraan toe te rekenen ondernemingsvermogen. Dit leidt tot een belaste verkrijging (vóór toepassing BOR) van € 408.925 met een vrijstelling wegens toepassing van de BOR voor € 43.915. Het hoger beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 10 juli