Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de dwangsom zijn oorzaak vindt in de omstandigheid dat een bestuursorgaan in gebreke is gebleven tijdig op het bezwaar te beslissen. X heeft dus recht op de dwangsom in zijn hoedanigheid van bezwaarmaker.

De heer X is politie-ambtenaar en raakt in conflict over de herwaardering van zijn functie. Aangezien de korpschef niet tijdig op het bezwaar van X heeft beslist, heeft deze op grond van art. 4:17 Awb een dwangsom verbeurd van € 295. Deze dwangsom is in oktober 2014 uitbetaald. In geschil is of hierover terecht loonheffing is ingehouden. Volgens Rechtbank Noord-Holland kan de aanspraak op de dwangsom niet worden aangemerkt als een vergoeding van geleden (immateriële) schade en vloeit deze voort uit de rechtspositie die X als politie-ambtenaar. De dwangsom komt hem toe in zijn hoedanigheid van werknemer, zodat de dwangsom onder het ruime loonbegrip valt. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat de dwangsom zijn oorzaak vindt in de omstandigheid dat een bestuursorgaan in gebreke is gebleven tijdig op het bezwaar te beslissen. X heeft dus recht op de dwangsom in zijn hoedanigheid van bezwaarmaker. Deze bate vindt niet zozeer zijn grond in de dienstbetrekking dat zij als daaruit genoten loon moet worden aangemerkt. De omstandigheid dat de rechtspositie van X als (militair) ambtenaar meebrengt dat de afhandeling van zijn bezwaar volgens de regels van de Awb verloopt, rechtvaardigt geen ander oordeel. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 10

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 11 juni

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen