De gemachtigde dient namens belanghebbende, X, op 14 augustus 2016 een pro forma bezwaarschrift in tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Dit doet hij via een webformulier van de gemeente voor algemene vragen. Volgens de heffingsambtenaar heeft hij daarna per brief van 10 november 2016 verzocht de gronden van het bezwaar aan te vullen. De gemachtigde betwist de ontvangst van deze brief. De gemachtigde stelt de heffingsambtenaar vervolgens één dag na het verstrijken van de beslistermijn in gebreke voor niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. Daarna wordt beroep ingesteld wegens niet-tijdig beslissen op bezwaar. Het hof vindt de verzending en ontvangst van het verzoek tot aanvulling van de gronden door de heffingsambtenaar aannemelijk. De beslistermijn wordt daardoor opgeschort, zodat de ingebrekestelling door de gemachtigde prematuur was en het beroep niet-ontvankelijk is. Naar aanleiding van het beroep in cassatie van X heeft Advocaat-Generaal (A-G) IJzerman een conclusie genomen.
Volgens de A-G slaagt de klacht van X over onvoldoende bewijs in de uitspraak van het hof over de verzending/ontvangst van de herstelbrief van 10 november 2016. Deze feitelijke kwestie zal na verwijzing nader beoordeeld moeten worden. Na verwijzing kan (wederom) aan de orde komen of hier sprake is van misbruik van procesrecht, zoals de heffingsambtenaar in beroep heeft aangevoerd. Conclusie is dat het cassatieberoep gegrond moet worden verklaard.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:12
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 9 juli