Rechtbank Den Haag beslist dat X de door hem gestelde aftrekbare kosten op zijn PGB-inkomsten niet aannemelijk heeft gemaakt.

Aan de broer van belanghebbende, X, is voor het jaar 2016 een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) van € 42.000 toegekend. X is als zorgverlener voor zijn broer geregistreerd. Het totale PGB is op zijn rekening overgemaakt. In geschil is of X een bedrag van € 11.707 als aftrekbare kosten op de PGB-inkomsten in mindering kan brengen. Niet in geschil is dat de met het verlenen van zorg door X verworven inkomsten zijn aan te merken als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden.

Rechtbank Den Haag beslist dat X niet voldoende aannemelijk maakt dat hij tot een bedrag van € 11.707 kosten heeft gemaakt voor de inhuur van derden die zorg aan zijn broer hebben verleend. De door X gestelde contante uitbetalingen aan zorgverleners zijn ook niet aangetoond. De inspecteur heeft terecht € 11.707 niet in mindering toegelaten op het resultaat uit overige werkzaamheden. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 2 juni

193

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen