Aan ondernemer X is een uitnodiging verstuurd tot het doen van aangifte ib/pvv en Zvw voor het jaar 2012. Ondanks het versturen van een herinnering en een aanmaning door de inspecteur heeft X de betreffende aangifte niet gedaan. Hierop heeft de inspecteur met dagtekening 24 december 2014 ambtshalve een aanslag ib/pvv en een aanslag Zvw opgelegd met een verzuimboete van € 984. De rechtbank verklaart de beroepen van X ongegrond. X komt in hoger beroep.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is de vereiste aangifte niet gedaan en wordt het beroep ongegrond verklaard, tenzij blijkt dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. X heeft echter geen feiten aangedragen waaruit blijkt dat zijn belastbare inkomen in het jaar 2012 lager is geweest dan het door de inspecteur in aanmerking genomen bedrag van € 14.500. Het hof beslist dat de inspecteur niet is uitgegaan van een onredelijke schatting. Volgens het hof is het aannemelijk dat X om in zijn levensonderhoud te voorzien een inkomen van ten minste een bedrag in de orde van grootte van € 14.500 moet hebben gehad. Hierbij heeft het hof onder andere meegewogen dat in het jaar 2012 nog voor een gedeelte van het jaar sprake is van het exploiteren van een onderneming, welke onderneming blijkens een verklaring ter zitting van de inspecteur in het jaar 2011 in ieder geval een bedrag van € 11.000 aan winst heeft gegenereerd. Het hoger beroep is wat betreft de aanslagen ib/pvv en Zvw ongegrond. Volgens het hof is de verzuimboete terecht opgelegd maar wordt deze verlaagd naar € 344. Dit omdat de inspecteur op de zitting heeft aangegeven dat in het jaar 2014 een gunstiger beleid bestond. In die zin is het hoger beroep gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 9
Algemene wet inzake rijksbelastingen 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 12 april