Rechtbank Den Haag oordeelt dat art. 32bb Wet LB 1964 geen toepassing kan vinden op het deel van de transfersom dat door X bv aan haar speler is (door)betaald. De bepaling voldoet namelijk niet aan het proportionaliteitsbeginsel.

Betaald voetbalorganisatie X betaalt in juli 2015 een deel van een ontvangen transfersom uit aan een van haar verkochte spelers. In verband met het vertrek van de speler legt de inspecteur een naheffingsaanslag loonheffingen op aan X. Deze naheffingsaanslag heeft geheel betrekking op de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding. X stelt dat de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding in strijd is met art. 1 EP EVRM.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat art. 32bb Wet LB 1964 niet voldoet aan het proportionaliteitsbeginsel. Deze bepaling is dan ook in strijd met art. 1 EP EVRM, zodat art. 32bb Wet LB 1964 geen toepassing kan vinden op het deel van de transfersom dat door X bv aan haar speler is (door)betaald. De rechtbank overweegt daarbij dat de betaald voetbalsector niet tot de doelgroep van pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding behoort. Volgens de rechtbank is met de invoering van art. 32bb Wet LB 1964 namelijk een gedragswijziging beoogd (het voortaan niet meer toekennen van excessieve vertrekvergoedingen) waaraan de betaald voetbalsector voorzienbaar niet kan voldoen. De rechtbank wijst er daarbij op dat het kunnen realiseren van transfervergoedingen nu eenmaal een wezenlijk onderdeel van het verdienmodel in de Europese betaald voetbalsector is. Verder acht de rechtbank van belang dat de wetgever heeft nagelaten om een tegenbewijsmogelijkheid op te nemen die een categorie belastingplichtigen een disculpatiemogelijkheid zou hebben gegeven. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 32bb

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 12 april

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen