Belanghebbende, X bv, is een thuiszorgorganisatie. X bv heeft circa 90 werknemers in dienst. Haar werknemers gebruiken de negen auto's die X bv bezit om hun cliënten te bezoeken. X bv heeft aan haar werknemers medegedeeld dat de auto's niet voor privédoeleinden mogen worden gebruikt. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een LB-naheffingsaanslag op aan X bv. Volgens de inspecteur stelt X bv de auto's namelijk ter beschikking aan haar werknemers. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv de auto's ter beschikking stelt aan haar werknemers. Dat privégebruik niet is toegestaan, acht het hof minder van belang, omdat het wel mogelijk is, en het in de praktijk ook voorkomt. Verder acht het hof van belang dat de controle op het privégebruik zeer beperkt is. X bv gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Niessen concludeert dat X bv de auto's ter beschikking stelt aan haar personeel. De A-G acht daarbij van belang dat de werknemers de auto's gedurende hun gehele werkdag tot hun beschikking hebben om daarmee cliënten te bezoeken, en dat zij gedurende de werkdag, binnen zekere grenzen, zelf de wijze van gebruik van de auto kunnen bepalen. Verder is de A-G van mening dat het autokostenforfait niet onverenigbaar is met art. 1 EP EVRM. Volgens de A-G heeft de wetgever namelijk een forfaitaire waarderingsmethodiek ingesteld die zoveel mogelijk aansluit bij de normaal gesproken te verwachten omvang van het privégebruik. De A-G merkt daarbij op dat het vaste jurisprudentie is van zowel het Hof van Justitie EU als de Hoge Raad dat de wetgever om doelmatigheidsredenen mag kiezen voor het gebruik van (waarderings)forfaits. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 13bis
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 12 april