Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt, in navolging van eerdere jurisprudentie over het onderhavige woonzorgcentrum, dat het wooncentrum een niet-woning is, met woondelen.

Aan X is een aanslag OZB 2014 opgelegd voor het gebruik van een woonzorgcentrum in Epe, naar een waarde van € 3.778.000. De heffingsmaatstaf voor de OZBG is in bezwaar verminderd tot € 227.000. Rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat het woonzorgcentrum niet in hoofdzaak tot woning dient. In hoger beroep is in geschil of dat juist is.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het woonzorgcentrum moet worden aangemerkt als een niet-woning. Het hof verwerpt het standpunt van X dat meer dan 70% van het vloeroppervlak van het woonzorgcentrum dient tot woning dan wel volledig dienstbaar is aan woondoeleinden. De onderhavige onroerende zaak is dezelfde als die waarop het arrest van de Hoge Raad van 6 juni 2014, nr. 13/02504, betrekking heeft. Ook het feitencomplex is hetzelfde. Dit door het hof vastgestelde feitencomplex is in cassatie in stand gebleven. Het hof verwerpt de door X voorgestelde nieuwe methode van het toerekenen van de ruimten voor gemengd gebruik. Op grond van art. 220a lid 2 Gemeentewet komt het erop aan of de mix-ruimten tot woning dienen dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Volledig wil zeggen: voor 100 percent. Daaruit vloeit voort dat de zogenoemde mix-ruimten niet volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Het hof volgt niet het standpunt van X dat de gangen op grond van het voorschrift NEN 2580 moeten worden toegerekend aan de ruimten die zij verbinden. Ook voor de gangen geldt dat sprake moet zijn van delen die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 12 april

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen