X is eigenaar van een kantorencomplex. De heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven stelt hiertoe 4 WOZ-waarden vast, voor belastingjaar 2015. De waarden worden in bezwaar verlaagd. X komt in beroep. In beroep staat de heffingsambtenaar opnieuw lagere waarden voor. Rechtbank Oost-Brabant verklaart het beroep gegrond en vermindert de WOZ-waarden naar de waarden die de gemeente verdedigt. De gemeente is uitgegaan van eigen huurcijfers, die gelden binnen het complex. De rechtbank vindt dit een juiste methode. Het is vaste jurisprudentie dat, indien sprake is van een marktconforme huur, het eigen huurcijfer het best bruikbaar is bij het bepalen van de huurwaarde via de HWK-methode, omdat in een dergelijk huurcijfer alle bijzonderheden van het pand zijn verdisconteerd. Een vergelijking met de huurprijzen van andere panden is dan in beginsel niet nodig. Het verdient de voorkeur de kapitalisatiefactor te berekenen uit verkoopcijfers van vergelijkbare objecten rond de waardepeildatum. De gemeente heeft dit gedaan en heeft ter controle nog een bottom-up-berekening gemaakt. Daaruit blijkt dat de gehanteerde factor van 9 niet te hoog is. Het taxatierapport van X voldoet niet, aldus de rechtbank. De kapitalisatiefactor is alleen bottom-up berekend en de genoemde vergelijkingsobjecten zijn niet vergelijkbaar. Het tweede taxatierapport van X voldoet ook niet, omdat dit niet is opgemaakt in het kader van de Wet WOZ, de objecten als één zijn gewaardeerd en de peildatum niet klopt. Het beroep is evenwel gegrond, omdat de gemeente zelf lagere waarden voorstaat dan in de uitspraak op bezwaar.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 12 april