Rechtbank Den Haag oordeelt dat als belasting wordt teruggegeven, die in strijd met het EU-recht is geheven, X bv eerst een verzoek moet doen bij de ontvanger. Art. 30hb AWR is niet strijdig met enige bepaling van het EU-recht.
X bv heeft na een BPM-procedure (zie V-N Vandaag 2019/554) recht op een teruggaaf van € 849. In geschil is of bij de teruggaaf terecht in totaal € 34 AWR-rente is vergoed. X bv claimt een hogere marktconforme rente van minimaal 8%.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat voor de situatie dat als belasting wordt teruggegeven die in strijd met het EU-recht is geheven, X bv eerst een verzoek moet doen bij de ontvanger (art. 28c Inv. 1990). Voor de stelling van X bv dat de rentevergoeding dient te worden bepaald op basis van een hoger, marktconform rentepercentage van minstens 8% is noch in de wet noch in de jurisprudentie steun te vinden. De door X bv aangevoerde arresten geven geen aanleiding voor een ander oordeel, omdat deze betrekking hebben op de terugvordering van staatssteun en het recht op teruggaaf van btw. Ook kan daaruit niet worden afgeleid dat artikel 30hb van de Awr strijdig is met EU-recht. De redelijke termijn is weliswaar overschreden met bijna twee maanden, maar gelet op het geringe financiële belang en de beperkte overschrijding van de termijn, is er geen aanleiding om een immateriële schadevergoeding toe te kennen. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30hb
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 12 juli