Belanghebbende, X bv, komt in beroep en hoger beroep tegen de WOZ-beschikkingen van haar hotel.
Hof Arnhem-Leeuwarden acht het mogelijk dat een belanghebbende in een WOZ-procedure tegelijkertijd zowel een hogere als een lagere WOZ-waarde bepleit. In beginsel staat geen rechtsregel eraan in de weg dat een belanghebbende in een procedure tegelijkertijd beide standpunten inneemt. Zoals X bv die subsidiair stelt dat de WOZ-waarde te hoog is en meer subsidiair dat deze te laag is. Een dergelijke stellingname hoeft ook niet innerlijk tegenstrijdig te zijn. Wel kan het gevolg van deze dubbele stellingname zijn dat de heffingsambtenaar in een nagenoeg onmogelijke bewijspositie kan worden gebracht als hij aannemelijk moet maken dat de WOZ-waarde op exact het juiste bedrag is vastgesteld. De goede procesorde verzet zich ertegen dat een van beide partijen zonder duidelijke noodzaak in een nagenoeg onmogelijke bewijspositie wordt gebracht. Het hof kan een dergelijke stellingname door een partij daarom slechts dan toestaan, indien de goede procesorde zich er niet tegen verzet. Het eerst ter zitting ongeclausuleerd innemen van deze stelling door X bv acht het hof in strijd met een goede procesorde. Het hof zal om deze reden aan de stelling dat de waarde te laag is voorbijgaan. Nu gelet op de eigen koopsom aannemelijk is dat de WOZ-waarde niet te hoog is, is het hoger beroep van X bv ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 29
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 21 november