Hof Amsterdam beslist dat de inlevering van single purpose vouchers in 2011 tot en met 2013 de betaling voor de aan particulieren geleverde goederen is. X levert goederen aan particulieren en niet aan het handelsplatform. Daarom is er geen sprake van intracommunautaire levering, maar van in Nederland belaste levering, tenzij de regeling afstandsverkopen van toepassing is. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X verkoopt bijouterieën, sieraden en diamanten, deels via een internethandelsplatform in andere EU-landen. De goederen worden vanuit een Nederlands magazijn verstuurd. Klanten kunnen bij het platform vouchers kopen voor een specifiek product. Als de klant het product wenst te ontvangen, neemt de klant contact op met X tegen inwisseling van de voucher. Vervolgens ontvangt X van het platform het door de klant aan het platform betaalde bedrag onder inhouding van een vergoeding voor de dienstverlening. In de overeenkomsten met het platform staat uitdrukkelijk dat de vouchers op naam van X worden verkocht. Uit de algemene voorwaarden van het platform blijkt dat een tegoedbon een recht op levering door de partner oplevert. Bij het platform kan geen recht op levering worden afgedwongen.

Hof Amsterdam (V-N 2022/22.1.4) beslist dat uit de contractvoorwaarden volgt dat X goederen levert aan consumenten. Het platform vervult slechts de rol van tussenpersoon. Daarvoor zijn de rechtsbetrekkingen doorslaggevend. Verder worden de leveringen onder bezwarende titel verricht. Het platform verricht namelijk een betaling aan X bij inlevering van een voucher en het is aannemelijk dat X de goederen alleen levert in de wetenschap dat het platform hiervoor een vergoeding betaalt. Uit het cadeaubonnenbesluit (30 december 1999, VB99/2649) blijkt niet dat geen BTW is verschuldigd bij inlevering van vouchers. De leveringen kunnen niet onder het nultarief vallen, omdat de leveringen aan particulieren binnen de EU worden verricht. Dit betekent dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. De rechtbank heeft de naheffingsaanslagen BTW voor 2012 en 2013 terecht verminderd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 5a

Wet op de omzetbelasting 1968 5

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Omzetbelasting

Editie: 6 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

277

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen