Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de belastingkorting correct heeft vastgesteld. X heeft namelijk geen bezwaar gemaakt tegen de verliesvaststellingsbeschikking.

Belanghebbende, X, is, naar buitenlands recht, gehuwd met A. In 2010 lijdt X een verlies uit a.b. van € 18.151. De inspecteur rekent in 2012, bij verliesvaststellingsbeschikking, het verlies uit a.b. voor 50% toe aan X (€ 9.075) en voor 50% (€ 9.075) aan A. Eind 2013 legt de inspecteur de IB-aanslag 2012 op aan X. Hij houdt daarbij rekening met een belastingkorting van € 2296. X stelt echter dat hij recht heeft op een belastingkorting van € 4537. Volgens X kan geen belastingkorting aan A worden toegerekend, omdat hij naar Nederlands recht niet in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd met A.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X in 2012 bezwaar tegen de verliesvaststellingsbeschikking had moeten maken. Nu X dat niet heeft gedaan is deze onherroepelijk komen vast te staan. Verder merkt de rechtbank nog op dat het huwelijksgoederenregime niet van belang is. De rechtbank wijst er op dat een verlies uit a.b. een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel is, dat ook aan A kan worden toegerekend. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.53

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 24 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen