Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de uitspraak op bezwaar uit 2008 alsnog op 15 januari 2019 per e-mail aan X is bekend gemaakt. Door pas op 31 december 2019 beroep in te stellen heeft zij de beroepstermijn ruim overschreden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Aan X is in 2005 een aanslag IB/PVV 2001 opgelegd. Volgens de inspecteur is in april 2008 uitspraak gedaan op haar bezwaar en is de aangifte van X alsnog gevolgd. Ter onderbouwing hiervan kan echter slechts een schermprint worden overgelegd. In april 2018 stelt X de inspecteur in gebreke wegens het uitblijven van de uitspraak op bezwaar en eind 2019 stelt zij beroep in. Volgens Rechtbank Den Haag is haar beroep onredelijk laat ingediend en dus niet-ontvankelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag (V-N 2021/35.1.9) oordeelt dat de uitspraak op bezwaar op 15 januari 2019 is bekend gemaakt. Op die datum is namelijk een e-mail gestuurd met alle elementen van de desbetreffende verminderingsbeschikking. Door pas op 31 december 2019 beroep in te stellen, heeft X de beroepstermijn ruim overschreden. Het maakt niet uit dat geen rechtsmiddelenverwijzing op de schermprint staat. X en haar echtgenoot hebben namelijk al tientallen procedures gevoerd, zodat zij zeer goed bekend zijn met de geldende termijnen. X' beroep bij de rechtbank is bovendien onredelijk laat ingediend, namelijk ruim anderhalf jaar na de ingebrekestelling. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:12
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Algemene wet bestuursrecht 3:41
Algemene wet bestuursrecht 6:8
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 16 september