Rechtbank Rotterdam oordeelt dat het niet mogelijk is om, als er al uitspraak op bezwaar is gedaan, een nieuwe ingebrekestelling te sturen en in beroep te gaan wegens niet tijdig beslissen.
Aan X is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. De gemachtigde van X komt in bezwaar. De heffingsambtenaar verdaagt de termijn voor het doen van uitspraak op 15 december 2022 met 6 weken tot 13 februari 2023. De gemachtigde stelt de heffingsambtenaar op 3 januari 2023 in gebreke. De heffingsambtenaar doet uitspraak op 25 januari 2023. De gemachtigde stelt de heffingsambtenaar opnieuw in gebreke op 21 maart 2023 en komt op 14 april 2023 in beroep wegens niet tijdig beslissen. Rechtbank Rotterdam verklaart het beroep wegens niet-tijdig beslissen kennelijk niet-ontvankelijk en doet de zaak vereenvoudigd af. De eerste ingebrekestelling van 3 januari 2023 was prematuur en de heffingsambtenaar heeft op 25 januari 2023 tijdig uitspraak gedaan. Het is niet mogelijk om, zoals de gemachtigde heeft gedaan, nadat uitspraak op bezwaar is gedaan op 21 maart 2023 een nieuwe ingebrekestelling in te dienen en vervolgens beroep wegens niet tijdig beslissen in te stellen (vgl. Centrale Raad van Beroep, nr. 17/5487, ECLI:NL:CRVB:2019:924). Daarom is het beroep wegens niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk. Omdat de uitspraak al was gedaan voordat beroep is ingesteld, is art. 6:20 Awb niet van toepassing. Het beroep wegens niet tijdig beslissen is dus niet van rechtswege mede gericht tegen de uitspraak op bezwaar (vgl. Centrale Raad van Beroep, nr. 20/3456, ECLI:NL:CRVB:2022:877). Er is geen aanleiding voor een conversie van het ingestelde beroep wegens niet tijdig beslissen naar een reëel beroep, omdat de gemachtigde pas op 14 april 2023, na afloop van de beroepstermijn, het beroep heeft ingesteld.
Lees ook het thema Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:20
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Informatiesoort: VN Vandaag
Editie: 3 januari