Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur er na verwijzing in is geslaagd het bewijs van de beboetbare feiten te leveren. 

Aan belanghebbende, X, zijn over een reeks van jaren navorderingsaanslagen IB/PVV en VB met verhogingen en boeten opgelegd in verband met verzwegen inkomsten uit een KB-Luxrekening. Het saldo bedroeg op 31 januari 1994 ƒ 102.072,78 (€ 46.318). Hof 's-Hertogenbosch gaat uit van een maximale stijging met ƒ 25.000 (€ 11.345) per jaar in de periode vóór 31 januari 1994 en een maximale daling van het saldo met ƒ 25.000 (€ 11.345) in de periode na 31 januari 1994. In het kader van de vraag of er sprake is van een beboetbaar feit ter zake van de IB/PVV 1992-1996 ontleent het hof hieraan een bewijsvermoeden waaruit een dusdanige verdenking voortvloeit dat die vraagt om uitleg van X. Verder oordeelt het hof dat, rekening houdend met de onzekerheid over de schatting van het overige vermogen en de aftrek van belasting en heffingsrente uit hoofde van aanslagen over eerdere jaren, voor geen van de verhogingen VB 1991-2000 het bewijs van het beboetbare feit is geleverd. De Hoge Raad oordeelt dat het hof bij zijn beoordelingen van de verhogingen en boeten het arrest HR 28 juni 2013, nr. 11/04152, V-N 2013/48.3 heeft miskend. Daarbij verdient opmerking dat belanghebbendes tegoed bij KB-Lux op 31 januari 1994 meer dan ƒ 100.000 (€ 45.378) bedroeg en derhalve aan te merken is als aanzienlijk, zoals bedoeld in dat arrest. Na verwijzing is nog in geschil of de inspecteur de verhogingen en boeten IB/PVV 1997 t/m 2000 en VB 1994 t/m 1997 terecht heeft opgelegd.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur er na verwijzing in is geslaagd het bewijs van de beboetbare feiten te leveren. Het hof stelt voorop dat het oordeel van Hof 's-Hertogenbosch dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X op 31 januari 1994 rekeninghouder was van een bankrekening bij KB-Lux met een aanzienlijk saldo, inmiddels onaantastbaar is geworden. X heeft het bewijsvermoeden niet ontzenuwd dat hij ook in de latere jaren deze rekening heeft aangehouden en deze rekening ten onrechte buiten de VB en IB/PVV heeft gehouden. Het hof acht opzet aanwezig, maar vermindert de boete wel van 100% naar 64% vanwege het feit dat de verschuldigde belasting is berekend met omkering en verzwaring van de bewijslast en vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 1 oktober

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen