Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X na het betalen van de vermogensrendementsheffing over voldoende resterend inkomen beschikt om de vaste lasten en uitgaven te kunnen bekostigen. X houdt namelijk circa € 1300 aan te besteden inkomen over per maand.

X ontvangt in 2018 en 2019 circa € 250 aan rente op haar spaartegoeden. Zij is circa € 1200 aan vermogensrendementsheffing verschuldigd. X is het niet eens met de vermogensrendementsheffing, omdat zij gedwongen op haar vermogen inteert. Er is volgens haar dan ook sprake van een individuele en buitensporige last.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X na het betalen van de vermogensrendementsheffing over voldoende resterend inkomen beschikt om de vaste lasten en uitgaven te kunnen bekostigen. Uitgaande van het inkomen op bijstandsniveau (€ 1100) per maand, is geen sprake van interen op het vermogen. X houdt namelijk circa € 1300 aan te besteden inkomen over per maand. Dat X inmiddels jarenlang minder rendement behaalt dan de te betalen box 3-heffing, maakt volgens de rechtbank ook niet dat sprake is van een individuele en buitensporige last. Hetgeen X daartoe aanvoert is onvoldoende. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 11 januari

25

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen