Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur bij het vaststellen van het vermogen van X terecht rekening heeft gehouden met de PGB-rekening en de bonusrenterekening. X maakt het bestaan van een schuld aan zijn vader ten aanzien van het saldo op de bonusrenterekening niet aannemelijk.
X beschikt over drie bankrekeningen. Op een bankrekening staat een bedrag van € 4213 en op een andere (de PGB-rekening) € 1224. Op de derde rekening, een bonusrenterekening, staat € 16.919. X is van mening dat bij de box 3-heffing geen rekening met de PGB-rekening mag worden gehouden, omdat daarmee zorgverleners moeten worden betaald. Voor de bonusrenterekening geldt dat dit een schuld betreft aan zijn vader.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur bij het vaststellen van het vermogen van X terecht rekening heeft gehouden met de PGB-rekening en de bonusrenterekening. X maakt het bestaan van een schuld aan zijn vader ten aanzien van het saldo op de bonusrenterekening niet aannemelijk. Hij overlegt geen schriftelijke stukken ter onderbouwing van zijn stelling dat hij een schuld aan zijn vader heeft. Uit de rekeningafschriften volgt niet dat sprake is van bedragen die door X onder schuldigerkenning van zijn vader zijn ontvangen. Voor de PGB-rekening geldt dat deze ook tot het vermogen behoort. De vergelijking die X maakt met een derdenrekening van een notaris gaat niet op. De aanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3