De Kennisgroepen omzetbelasting algemeen en OVI hebben bevestigd dat een publiekrechtelijk lichaam onderdeel kan uitmaken van een fiscale eenheid in de zin van art. 7 lid 4 Wet OB 1968. Hiervoor is niet vereist dat het lichaam voor al haar activiteiten als ondernemer wordt aangemerkt.

In de casus gaat het om het verzoek van gemeente X, die ook als ondernemer optreedt, om samen met A bv als FE OB te worden aangemerkt. De activiteiten van A bv bestaan uit het beschikbaar stellen van eigen personeel aan gemeente X. De werkzaamheden worden uitgevoerd voor zowel overheids- als ondernemersactiviteiten van de gemeente. Uit het arrest van de Hoge Raad van 5 juli 2019, nr. 17/03702, V-N 2019/33.14, volgt dat een beperkte belastingplicht geen belemmering is voor het vormen van een FE OB.

Tevens is de vraag beantwoord of het publiekrechtelijk lichaam, als onderdeel van de FE, zelfstandig werkzaamheden of handelingen kan verrichten in de zin van art. 13 van de BTW-richtlijn. Ook deze vraag wordt bevestigend beantwoord. In het arrest van het HvJ EU van 1 december 2022, C-141/20, V-N 2023/4.13, wordt onderkend dat een (publiekrechtelijk) lichaam, dat onderdeel uitmaakt van een FE, haar eigen rechtsvorm behoud en in die hoedanigheid zelfstandig blijft deelnemen aan het economisch verkeer.

[Nieuwsbron]

Rubriek: Omzetbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 27 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

254

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen