Het Hof van Justitie EU oordeelt dat art. 64 lid 1 Btw-richtlijn bepaalt dat een eenmalige verrichting van een dienst die in termijnen wordt vergoed, niet binnen de werkingssfeer van die bepaling valt.

X-Beteiligungsgesellschaft mbH verricht in 2012 bemiddelingsdiensten aan T GmbH in verband met de verkoop van vastgoed door T GmbH. Op 7 november 2012 sluiten X mbH en T GmbH een overeenkomst over de vergoeding. Op dat tijdstip had X reeds alle door haar verschuldigde prestaties verricht. Overeengekomen wordt dat T GmbH de vergoeding van € 1 mln in vijf jaarlijkse termijnen zal betalen, waarvan de eerste op 30 juni 2013, en dat X mbh op de vervaldag van elke termijn de verschuldigde BTW factureert en afdraagt. De Duitse Belastingdienst stelt echter dat X mbh de diensten in 2012 heeft verricht, en dat zij de BTW die zij is verschuldigd in verband met de door haar verrichte diensten dan ook in 2012 had moeten afdragen. De Duitse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat art. 64 lid 1 Btw-richtlijn bepaalt dat een eenmalige verrichting van een dienst die in termijnen wordt vergoed, niet binnen de werkingssfeer van die bepaling valt. Verder kan het uitblijven van betaling van een deel van de vergoeding, wanneer een betaling in termijnen is overeengekomen, niet worden aangemerkt als niet-betaling van de prijs in de zin van art. 90 lid 1 Btw-richtlijn. Het uitblijven van betaling kan dan ook geen aanleiding geven tot een verlaging van de maatstaf van heffing.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 1 november

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen