Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2018 terecht is afgeweken van de aangifte. In de aangifte is ten onrechte uitgegaan van het netto ontvangen uitkeringsbedrag.

X ontvangt in 2018 een bijstandsuitkering van de gemeente Amsterdam. In haar vooraf ingevulde aangifte 2018 staat een bruto uitkeringsbedrag van € 7632 en € 2342 aan ingehouden loonheffing. De inspecteur wijkt hiervan af en gaat uit van een hoger uitkeringsbedrag van € 9746 en € 1807 aan ingehouden loonheffing, omdat in de aangifte ten onrechte is uitgegaan van het netto uitkeringsbedrag. X is het daar niet mee eens en meent bovendien dat de belastingheffing over een deel van de bedragen die zij in 2018 heeft ontvangen thuishoort in andere jaren.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X in 2018 het hogere uitkeringsbedrag van € 9746 heeft ontvangen. De heffing over dat bedrag hoort volledig in 2018 thuis. Dat een deel van dat bedrag bestaat uit nabetalingen uit eerdere jaren doet daar niet aan af, omdat de bedragen alle zijn ontvangen in 2018 en daarmee voor de belastingheffing ook in dat jaar zijn genoten. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat van deze regel moet worden afgeweken, omdat de bedragen al eerder vorderbaar en inbaar waren. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 6 januari

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen