Hof Den Haag oordeelt dat X met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X is het niet eens met aanslagen IB/PVV 2008 t/m 2012. X heeft in zijn aangifte vermeld dat hij geen fiscale partner heeft, hoewel hij in die jaren is gehuwd. In geschil is of de inspecteur dit terecht heeft gecorrigeerd.

Hof Den Haag (V-N 2021/24.1.1) oordeelt dat X met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Uit de feiten volgt dat sprake is van een huwelijk, waarin de echtgenoten wellicht niet dagelijks bij elkaar in dezelfde woning verblijven, maar waarin zij elkaar wel wederzijds verzorgen. Dit komt overeen met hetgeen de inspecteur heeft beschreven in een controlerapport over eerdere jaren. Het hof oordeelt verder dat X geen verlies uit onderneming in aanmerking kan nemen, omdat de activiteiten geen bron van inkomen vormen. Het hof verwerpt ook de vele formele punten van X over onder meer de aanslagtermijn, hoorplicht en zaakstukken. Het hoger beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 8:42

Wet inkomstenbelasting 2001 1.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 17 mei

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen