Belanghebbende, X, is mede-eigenaar van een pand. X maakt geen bezwaar tegen de WOZ-waarde 2016, maar nadat die waarde na een bezwaar van de gebruiker is verlaagd, stelt X beroep in. Hij wenst in beroep een verhoging van de WOZ-waarde
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X als eigenaar beroep kan instellen tegen de WOZ-beschikking die is opgelegd aan de gebruiker van het pand. Na de ontvangst van zijn eigen WOZ-beschikking heeft X geen reden gezien om rechtsmiddelen in te stellen. Pas toen in de uitspraak op bezwaar op naam van de gebruiker de WOZ-waarde is verlaagd, is X in actie gekomen. Hij bepleit in beroep een hogere waarde. Met een verwijzing naar art. 6:13 Awb oordeelt de rechtbank dat dit mogelijk is. Weliswaar was X te laat met het instellen van beroep, maar de termijnoverschrijding acht de rechtbank verschoonbaar. De rechtbank oordeelt echter dat X geen procesbelang heeft bij zijn eis dat de WOZ-waarde omhoog moet. Het belang van X bij een hogere WOZ-waarde (de prijsonderhandelingen bij verkoop van het pand) is volgens de rechtbank geen “rechtens te respecteren belang dat onder de reikwijdte van de Wet WOZ valt”. Het beroep van X is om die reden niet-ontvankelijk. De heffingsambtenaar moet wel het griffierecht van X vergoeden, omdat hij ten onrechte niet voldaan heeft aan zijn ambtsplicht om X van de ontvangst van het bezwaar van de gebruiker actief te informeren.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:13
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 11 januari