Ten name van belanghebbende, X, zijn WOZ-beschikkingen 2016 genomen, gedagtekend 29 februari 2016. De beschikkingen zijn op 14 februari 2016 aan X verzonden De gemachtigde van X maakt bezwaar. Op het bezwaarschrift staat de datum van 31 januari 2016. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaarschrift pas op 22 april 2016 te hebben ontvangen. Het bezwaar wordt vanwege termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. X komt in beroep. De gemachtigde van X voert op de zitting aan dat hij het bezwaarschrift van 31 januari 2016 in de week van 21 februari 2016, niet-aangetekend, heeft verzonden. Dus nog vóór de beschikkingsdatum van 29 februari 2016. Het beroep wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep.
Hof Amsterdam is net als de rechtbank van mening dat X de door hem gestelde verzending van het bezwaarschrift in de week van 21 februari 2016 niet aannemelijk heeft gemaakt. Ook is niet aannemelijk, gezien de ingekomenstukkenregistratie van de gemeente, dat het bezwaarschrift tijdig (uiterlijk op 18 april 2016) door de heffingsambtenaar is ontvangen. De gevolgen van de keuze van X om het bezwaar niet per aangetekende post te verzenden liggen in diens risicosfeer. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:9
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 11 januari