Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het beroep van X op het evenredigheidsbeginsel niet slaagt en dat de IB-aanslag correct is vastgesteld. Op grond van de AWR wordt de voorlopige teruggaaf verrekend met de definitieve aanslag.

X ontvangt € 1321 via een VA IB 2020. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat zij recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Bij het indienen van de aangiften blijkt echter dat haar echtgenoot recht heeft op de IACK. X moet daarom € 1322 betalen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het beroep van X op het evenredigheidsbeginsel niet slaagt en dat de IB-aanslag correct is vastgesteld. Op grond van de AWR wordt de voorlopige teruggaaf verrekend met de definitieve aanslag. Dat X daardoor het eerder ontvangen bedrag moet terugbetalen is door de wetgever bij de totstandkoming van art. 15 AWR verdisconteerd. De rechtbank merkt verder nog op dat zij zich niet over de redelijkheid en billijkheid van de van toepassing zijnde wetgeving mag uitlaten en dat zij art. 9.1 Wet IB 2001 en art. 15 AWR niet aan het evenredigheidsbeginsel kan toetsen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 15

Wet inkomstenbelasting 2001 9.1

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 17 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

186

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen