Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur geen dwangsom is verschuldigd. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de beslistermijn bij een verzoek om ambtshalve vermindering acht weken bedraagt. Deze termijn is op 29 maart 2019 verstreken en de ingebrekestelling dateert van 21 maart 2019. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

X heeft in de jaren 2008-2012 recht op een ZW-uitkering en een WW-uitkering. Bij de toekenning van de uitkeringen maakt het UWV een fout. De fout wordt hersteld via allerlei verrekeningen. Hierdoor bedraagt het inkomen van X over 2014 niet € 985 maar € 24.436. Het UWV licht een en ander toe in een brief van 13 juli 2018. X dient vervolgens een verzoek om ambtshalve vermindering in. Hij verzoekt om het belastbaar inkomen op € 985 vast te stellen. De inspecteur wijst dit verzoek af. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen. In hoger beroep is in geschil of de inspecteur een dwangsom verschuldigd is geworden omdat hij niet tijdig heeft beslist op het verzoek om ambtshalve vermindering en of hij dit verzoek terecht heeft afgewezen.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2020/53.1.4) oordeelt dat de inspecteur geen dwangsom is verschuldigd. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de beslistermijn bij een verzoek om ambtshalve vermindering acht weken bedraagt. Nu deze termijn pas op 29 maart 2019 was verstreken en X reeds op 21 maart 2019 een ingebrekestelling heeft verzonden, heeft de ingebrekestelling onterecht plaatsgevonden. Ook heeft de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht afgewezen. X heeft de brief van het UWV namelijk onjuist geïnterpreteerd. Uit de brief van het UWV blijkt dat de nabetaling per saldo heeft geleid tot een belastingnadeel voor X over de jaren 2008 - 2014. Dat bedrag heeft het UWV in de vorm van een schadevergoeding aan hem uitbetaald. De inspecteur heeft de betalingen in 2014 terecht tot het belastbaar inkomen gerekend.

X gaat in cassatie, maar betaalt het griffierecht niet. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4.17

Wet inkomstenbelasting 2001 9.6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 13 april

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen