De civiele kamer van de Hoge Raad oordeelt dat de geheimhoudingsplicht van een advocaat zich ook uitstrekt tot een derdenrekening. Daarbij verdient wel opmerking dat de advocaat alleen derdengelden mag ontvangen voor zover deze direct te relateren zijn aan een zaak en deze gelden ook functioneel zijn voor het verloop van die zaak.

X is advocaat en staat jarenlang een cliënte bij die in 2009 beschikt over een bankrekening in Luxemburg met een saldo van € 436.000. Dit saldo is op enig moment overgeboekt naar de stichting van X die zijn derdengeldenrekening beheert. Vanaf april 2016 doet de inspecteur vergeefse pogingen bij X om informatie te krijgen over het verloop van de vermogenspositie van zijn cliënte. In civiel kort geding vordert de Staat dat X en zijn stichting hier alsnog aan meewerken. Hof ’s-Hertogenbosch stelt de Staat deels in het gelijk. Het hof oordeelt dat het verschoningsrecht niet al voortvloeit uit het feit dat een advocaat een geheimhoudingsplicht heeft. Een beroep op verschoning kan worden ontzegd “wanneer buiten redelijke twijfel staat, dat met de gevraagde getuigenis niet wordt getreden in de vertrouwenssfeer van zijn ambt”. De Staat gaat in cassatie met als argument dat informatie over (het beheer van) derdengelden überhaupt niet valt onder het verschoningsrecht van een advocaat.

De civiele kamer van de Hoge Raad oordeelt dat de geheimhoudingsplicht van een advocaat zich ook uitstrekt tot een derdenrekening. Op grond van art. 53a AWR kunnen advocaten weigeren te voldoen aan de informatieverplichtingen ten behoeve van de belastingheffing van derden. Bij de bepaling van de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht wordt geen onderscheid gemaakt naar de mate van vertrouwelijkheid van de gegevens. Beslissend is of het gaat om informatie die degene die een vertrouwensberoep uitoefent, in die hoedanigheid is toevertrouwd. Of gegevens onder het verschoningsrecht vallen is in beginsel aan de verschoningsgerechtigde, en indien hij zich op dit standpunt stelt, dient de rechter dat te eerbiedigen tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat het standpunt onjuist is.

Dit is niet anders voor informatie over de derdengeldenrekening van een advocaat. Beslissend is of die informatie hem in zijn hoedanigheid van advocaat is toevertrouwd. Of dat het geval is, is in de eerste plaats aan de advocaat om te beoordelen. Informatie over de derdengeldenrekening kan onder omstandigheden worden aangemerkt als informatie die de advocaat in zijn hoedanigheid is toevertrouwd. Daarbij verdient opmerking dat de advocaat alleen derdengelden mag ontvangen voor zover deze direct te relateren zijn aan een zaak en deze gelden ook functioneel zijn voor het verloop van die zaak.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 53a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad (Civiele kamer)

Editie: 13 april

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen