De voorzieningenrechter van Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X ten onrechte meer dan een jaar, nadat hij met het door hem gestelde novum bekend is geworden, een herzieningsverzoek heeft ingediend. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
X heeft beroep ingesteld bij Rechtbank Gelderland. In 2015 verklaart deze rechtbank het beroep gegrond voor zover het de IB-aanslag over 2012 betreft. Later verzoekt X de inspecteur vergeefs om deze aanslag ambtshalve te herzien. De inspecteur stuurt de brief door naar Hof Arnhem-Leeuwarden, die het hoger beroep wegens termijnoverschrijding – inmiddels onherroepelijk – niet-ontvankelijk verklaart. In oktober 2019 dient X alsnog een verzoek in bij de rechtbank tot herziening van de uitspraak uit 2015. X stelt dat de uitspraak onjuist is, wat onder meer zou blijken uit een brief van het UWV uit juli 2018. Volgens Rechtbank Gelderland is het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk, omdat het onredelijk laat is ingediend. Er is namelijk meer dan een jaar na ontvangst van de UWV-brief mee gewacht. X gaat in hoger beroep en verzoekt om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2020/54.1.2) oordeelt dat X ten onrechte meer dan een jaar, nadat hij met het door hem gestelde novum bekend is geworden, een herzieningsverzoek heeft ingediend (zie HR 20 februari 2015, 14/05686, V-N 2015/12.8). Het herzieningsverzoek slaagt ook niet op inhoudelijke gronden. X wil namelijk bereiken dat de aanslag wordt verhoogd. De inspecteur noch de rechter heeft hiertoe de bevoegdheid. Het beroep van X is ongegrond en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
X gaat in cassatie, maar betaalt het griffierecht niet. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:86
Algemene wet bestuursrecht 8:119
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 13 april