De Hoge Raad oordeelt dat giften in natura voor de giftenaftrek van de Wet IB 2001 moeten worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. De klacht, die uitgaat van een andere wijze van waardebepaling, faalt reeds daarom. Het beroep van de heer X is ongegrond.

Belanghebbende, de heer X, claimt in zijn IB-aangifte over 2014 een giftenaftrek van € 7.242. Het betreft een gift door X en zijn broer aan het Tassenmuseum, bestaande uit een aantal voorwerpen van luipaardvel, waaronder een tas. De voorwerpen zijn in Nederland vervaardigd, kort nadat hun vader omstreeks 1964 uit Oost-Afrika twee luipaardhuiden had meegebracht. Ze zijn door X en zijn broer verkregen uit de nalatenschap van hun moeder die in 2013 is overleden. In geschil is wat de waarde in het economische verkeer is van de geschonken voorwerpen. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X niet aannemelijk dat de voorwerpen een waarde in het economische verkeer hebben. De handel in dergelijke voorwerpen is namelijk verboden. Het feit dat het museum er schattenderwijs een waarde heeft toegekend van € 850, helpt X ook niet. X heeft de schenking namelijk samen met zijn broer gedaan, zodat de drempel voor giftenaftrek niet wordt overschreden. Hof Den Haag oordeelt dat de voorwerpen, ondanks het handelsverbod, een geldelijke waarde hebben en dat op X de bewijslast rust van de hoogte daarvan. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat de voorwerpen een zodanige waarde hebben dat hij aanspraak kan maken op enige giftenaftrek. X stelt in cassatie dat bij afwezigheid van een legale markt, de waarde moet worden bepaald aan de hand van de kosten die verbonden zijn aan de enige legale manier om de voorwerpen te vervangen, te weten: het zelf (laten) vervaardigen van de voorwerpen uit zelf geïmporteerde huid van een met vergunning zelf geschoten luipaard.

De Hoge Raad oordeelt dat giften in natura voor de giftenaftrek van de Wet IB 2001 moeten worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. De klacht, die uitgaat van een andere wijze van waardebepaling, faalt reeds daarom. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.39a

Wet inkomstenbelasting 2001 6.39

Wet inkomstenbelasting 2001 6.34

Wet inkomstenbelasting 2001 6.33

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 13 november

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen