De Hoge Raad oordeelt dat de gemeente ook vóór de wijziging van de Telecommunicatiewet per 19 mei 2004 lege mantelbuizen van een aanbieder van een telecommunicatienetwerk moest gedogen en daarom moest afzien van de heffing van precariobelasting.

Belanghebbende, X bv, is een erkende aanbieder, in de zin van de Telecommunicatiewet, van een openbaar telecommunicatienetwerk of omroepnetwerk. In 2001 is zij eigenaar geworden van mantelbuizen en handholes gelegen op of onder de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. In 2004 bevinden zich in de mantelbuizen geen (glasvezel)kabels. De gemeente stemt op 23 januari 2003 in met ‘het aanleggen (of uitbreiden) en in stand houden van de HDPE-buizen/kabels'. Het besluit werkt terug tot 23 juli 2001. In geschil is of de gemeente Rijswijk X bv terecht een aanslag precariobelasting heeft opgelegd voor de lege mantelbuizen voor het jaar 2004 (tot 18 mei 2004). Hof 's-Gravenhage beantwoordt deze vraag ontkennend omdat de gemeente in 2004 op grond van destijds geldende tekst van de Telecommunicatiewet een gedoogverplichting had ten aanzien van de mantelbuizen.

De Hoge Raad oordeelt dat de gemeente ook vóór de wijziging van de Telecommunicatiewet per 19 mei 2004 lege mantelbuizen van een aanbieder van een telecommunicatienetwerk moest gedogen en daarom moest afzien van de heffing van precariobelasting. De Hoge Raad verwerpt de middelen van het College van B&W van de gemeente Rijswijk en volstaat daarbij met een verwijzing naar zijn arrest van heden met nummer 11/05404.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

Editie: 18 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen