Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat er geen sprake is van schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur door in de motivatie van de uitspraak op bezwaar te verwijzen naar een uitspraak gewezen onder de Wet IB 1964.

X is danser. In de aangifte IB/PVV 2015 accepteert de inspecteur de aftrek van zakelijke kosten onder de noemers horeca, cursus (fitness en voeding) en diverse kleine kosten niet, onder verwijzing naar een uitspraak van Hof Amsterdam gewezen onder de Wet IB 1964. In geschil is of de aftrek terecht is geweigerd en of de inspecteur het legaliteitsbeginsel en andere beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur een redelijke schatting naar zakelijkheid heeft gemaakt en de kosten terecht weigert. De zakelijkheid is beoordeeld op basis van de Wet IB 2001. De relevante bepalingen zijn ongewijzigd overgenomen uit de Wet IB 1964 waardoor dit een belangrijke bron van uitleg blijft voor de Wet IB 2001. Derhalve concludeert de rechtbank dat er geen beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 25 oktober

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen