Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat partijen na verwijzing door de Hoge Raad geen nieuwe geschilpunten kunnen opwerpen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

X exploiteert een advocatenkantoor in de vorm van een eenmanszaak en gebruikt diverse zakelijke auto's ook privé. Vanwege het ontbreken van sluitende rittenadministraties volgen navorderingsaanslagen. X stelt dat de werkelijke autokosten lager zijn dan deze bijtellingen. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X dit niet aannemelijk maakt. De Hoge Raad (V-N 2023/38.4) verwijst de zaak terug naar het Hof Arnhem-Leeuwarden voor een onderzoek naar de werkelijke kosten. Partijen sluiten vervolgens een compromis. In geschil is nog slechts of X recht heeft € 50.000 smartengeld en een immateriëleschadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2024/398) oordeelt dat partijen na verwijzing geen nieuwe geschilpunten kunnen opwerpen. X stelt dus vergeefs dat het slepende geschil met de Belastingdienst tot zijn arbeidsongeschiktheid heeft geleid. Het verzoek van X om vergoeding van de immateriële schade wegens het overschrijden van de redelijke termijn kan uitsluitend betrekking hebben op de duur van de verwijzingsprocedure. Deze heeft minder dan één jaar geduurd, zodat de redelijke termijn niet is overschreden. X' hoger beroep is ongegrond.

X gaat in cassatie, maar na het verstrijken van de cassatietermijn. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Wet inkomstenbelasting 2001 3.20

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 11 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

330

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen