X bv exploiteert een rederij welke in en vanuit Amsterdam rondvaarten verzorgt over onder meer de Amsterdamse grachten, het IJ, de haven en de Amstel. Belanghebbende is op grond van de ‘Verordening op de vermakelijkheidsretributie te water 2005' in de heffing van de vermakelijkheidsretributie te water betrokken. X bv heeft aangiften vermakelijkheidsretributie te water gedaan en heeft de aangegeven bedragen voldaan. Tegen de eigen voldoeningen op aangifte heeft X bv bezwaar gemaakt. Het hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat X bv ten onrechte in de heffing van vermakelijkheidsretributie is betrokken, wegens schending van het gelijkheidsbeginsel. Het hof is van oordeel dat X bv met haar onderzoek aannemelijk heeft gemaakt dat de heffing van vermakelijkheidsretributie in een meerderheid van met X bv vergelijkbare gevallen achterwege is gebleven. Met toepassing van de meerderheidsregel heeft het hof vastgesteld dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd en terugbetaling gelast. Zowel X bv als de gemeente komen in cassatie. Advocaat-Generaal (A-G) IJzerman heeft een conclusie uitgebracht.
De A-G is het eens met de beslissing van het hof over de meerderheidsregel en adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van de gemeente ongegrond te verklaren. Ook is de A-G het met X bv eens dat het hof ten onrechte heeft nagelaten het verzoek van X bv tot vergoeding van de wettelijke rente te behandelen en toe te kennen. Het principale beroep in cassatie van X bv dient gegrond te worden verklaard.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad (Belastingkamer)
Editie: 25 januari