Gerechtshof Amsterdam is van oordeel dat zowel belanghebbende als de heffingsambtenaar de WOZ-waarde niet aannemelijk maakt.

Belanghebbende, X , is eigenaar van een in 1934 gebouwde rijwoning. De WOZ-waarde 2018 is vastgesteld op € 400.000. X bepleit verlaging van de waarde naar € 347.000. Rechtbank Noord-Holland verklaart het beroep van X ongegrond.

Gerechtshof Amsterdam is van oordeel dat zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar de WOZ-waarde niet aannemelijk maakt. De heffingsambtenaar overlegt een waarderapport dat de waarde van de woning van € 400.000 ondersteunt. De verkoop van de woning voor € 425.000 in mei 2019 maakt echter dat het hof de systematische vergelijking in dit geval niet geschikt acht om de waarde van de woning te bepalen. Ook X maakt de door hem voorgestane waarde niet aannemelijk. Het hof stelt de waarde de woning in goede justitie vast op € 375.000. Het hoger beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 28 april

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen