Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing dat de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar het zorgvuldigheidsbeginsel noch het motiveringsbeginsel heeft geschonden.
Belanghebbende, X, vraagt op 25 oktober 2015 bij de gemeente Rotterdam een omgevingsvergunning aan voor de bouw van een woning. De heffingsambtenaar van de gemeente legt aan hem op basis van de legesverordening 2015 een aanslag leges op van € 9808. In hoger beroep oordeelt Hof Den Haag dat de tariefstructuur voor de leges omgevingsvergunning van de gemeente Rotterdam over het jaar 2015 tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing leidt. De Hoge Raad oordeelt onder verwijzing naar zijn arrest van 30 juni 2017, V-N 2017/34.30 dat de Rotterdamse legestarieven wel toelaatbaar zijn. Het cassatieberoep van B. en W. is gegrond. Voor de rechtbank heeft X subsidiair het standpunt ingenomen dat de heffingsambtenaar het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel heeft geschonden. Omdat de rechtbank dit geschilpunt niet heeft behandeld, besluit de Hoge Raad de zaak te verwijzen naar Hof Amsterdam.
Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing dat de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar het zorgvuldigheidsbeginsel noch het motiveringsbeginsel heeft geschonden. De heffingsambtenaar heeft de bezwaargronden van X benoemd en is daar vervolgens voldoende op ingegaan. Ten overvloede oordeelt het hof nog dat de heffingsambtenaar terecht de aanslag heeft berekend aan de hand van de tarieventabel 2015 in plaats van die uit 2016. Op grond van overgangsrecht uit de tarieventabel 2015 blijft de tarieventabel 2015 namelijk van toepassing op aanvragen die in 2015 zijn ingediend. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 4 februari