Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt allereerst dat de heffingsambtenaar op de juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de eerdere opdracht van het hof tot een nieuwe waardevaststelling. Het hof acht de nieuwe waarde van € 277.000 niet te hoog. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

X is eigenaar van een woonhuis in de gemeente Zaltbommel dat hij in strijd met het bestemmingsplan gebruikt als burgerwoning. Eind 2008 delen B&W aan X mee dat er geen vrijstelling wordt verleend om de woning als burgerwoning te gebruiken. De gemeente kondigt aan handhavend te gaan optreden tegen het strijdig gebruik van de woning. Eind 2009 neemt X de woning onder druk van de hypotheekhouder over van zijn bv voor € 280.000. De gemeente verdedigt voor belastingjaar 2012 een WOZ-waarde van € 277.000. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de gemeente noch X de door hen bepleite waarde aannemelijk maken (Hof Arnhem-Leeuwarden 19 november 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8813, V-N 2014/11.22.27). Omdat het hof geen basis ziet voor een waardevaststelling in goede justitie, volgt terugwijzing naar de heffingsambtenaar. Die crediteert de oude WOZ-beschikking/aanslag en legt een nieuwe WOZ-beschikking op met een waarde van € 277.000 en een aanslag OZB. Tegen deze beschikkingen gaat X in bezwaar, beroep en hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK IV, 27 juni 2017, 16/00048, V-N Vandaag 2017/1813) oordeelt allereerst dat de heffingsambtenaar op de juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de opdracht van het hof in de uitspraak van 19 november 2013. Het hof heeft in die uitspraak de eerdere WOZ-beschikking vernietigd, zodat de grondslag aan de daarop gebaseerde OZB-aanslag is komen te ontvallen. X heeft op hetzelfde moment de creditnota en een verklarende brief van de gemeente ontvangen. Er kon dus geen misverstand bestaan over het feit dat het op de creditnota onder "grondslag nieuw" vermelde bedrag "0" niet had te gelden als nieuwe WOZ-waarde 2012. Het hof acht de waarde van € 277.000 niet te hoog. De onroerende zaak kan namelijk krachtens de huidige bestemming worden gebruikt voor horecadoeleinden. Aan die mogelijkheid doet niet af dat de horecabestemming in de ogen van X te beperkt is en dat de onroerende zaak nog niet geheel voldoet aan de eisen van de Horecawet.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hoge Raad

Editie: 8 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen