Hof Den Haag oordeelt dat X bv niet aangemerkt kan worden als gebruiker van het complex. Uit de overeenkomsten die de eigenaar van het complex en X hebben gesloten in het kader van een publiekprivate samenwerking blijkt dat niet X bv maar B aangemerkt moet worden als degene die de onroerende zaak metterdaad bezigt ter bevrediging van zijn behoeften.

Belanghebbende, X bv, heeft OZB-aanslagen en WOZ-beschikkingen voor de jaren 2009 t/m 2011 gekregen voor een complex in de gemeente Midden-Delfland bestaande uit gebouwen, installaties, infrastructuur en grond. In geschil is of X bv het complex in genoemde jaren al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt of persoonlijk recht gebruikt. De rechtbank stelt X bv in het gelijk.

Hof Den Haag oordeelt dat X bv niet aangemerkt kan worden als gebruiker van het complex. Uit de overeenkomsten die de eigenaar van het complex en X bv hebben gesloten in het kader van een publiekprivate samenwerking blijkt dat niet X bv maar B aangemerkt moet worden als degene die de onroerende zaak metterdaad bezigt ter bevrediging van zijn behoeften. Het hof wijst het verzoek van X bv om een vergoeding van de werkelijke proceskosten af. Het hof verklaart zowel het principale hoger beroep van de heffingsambtenaar als het incidentele hoger beroep van X bv ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 23-1-a

Gemeentewet 220-a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 5 januari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen