De heer X drijft tot zijn overlijden in 2010 een sierviskwekerij. Belanghebbenden, de erven X, verkopen de onderneming, bestaande uit twee percelen grond van ruim 10 hectare met diverse visvijvers en diverse roerende zaken aan een derde voor € 500.000. Voor de IB-heffing is in geschil of de landbouwvrijstelling van toepassing is op de verkoopwinst van de grond en in het bijzonder of het kweken van siervissen is aan te merken als visteelt in de zin van art. 3.12 lid 2 Wet IB 2001. Rechtbank Gelderland oordeelt dat het kweken van siervissen is aan te merken als het in het kader van een veehouderij fokken, mesten of houden van dieren (zie HR 29 april 2005, nr. 39781). Er is geen reden het begrip landbouw te beperken tot het fokken, mesten of houden met het oog op consumptief gebruik of verbruik. De inspecteur beroept zich vergeefs op het HR-arrest 26 augustus 1998, nr. 32598. In dat arrest was namelijk sprake van het houden van paarden in het kader van de springsport en niet zozeer met het oog op de verkoop van de dieren. De erven X claimen dus terecht de landbouwvrijstelling. Het beroep van de erven X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 5 januari