Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat uit de griffierechtnota duidelijk is op te maken op welke WOZ-zaak deze betrekking heeft. Het niet tijdig betalen van het griffierecht heeft terecht tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep geleid.

In een hoger beroepsprocedure wordt de gemachtigde van belanghebbende, X, diverse malen uitgenodigd (nota en per aangetekende post verzonden herinnering) het griffierecht te betalen. Uiteindelijk wordt buiten de in de herinnering gestelde termijn van vier weken € 10 overgemaakt. Het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. X komt in verzet. De gemachtigde van X voert in verzet aan dat geen correct geformuleerde griffierechtnota is ontvangen.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden zijn de griffierechtnota en overige correspondentie die betrekking heeft op deze zaak, conform art. 6:17 Awb verzonden naar de gemachtigde. Het is voor de gemachtigde mogelijk om met behulp van de gegevens op de nota het griffierecht aan de juiste belanghebbende en aan het juiste WOZ-object toe te rekenen. Uit de nota is dan ook duidelijk op te maken op welke zaak deze betrekking heeft. Verder vermeldt de griffierechtnota de hoogte van het verschuldigde griffierecht, op welke datum het griffierecht uiterlijk dient te zijn bijgeschreven en de overige betalingsgegevens. Ook wordt gewezen op de mogelijke gevolgen van niet (tijdige) betaling van het griffierecht, te weten niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep. Volgens het hof is op deze wijze correct uitvoering gegeven aan art. 8:41 lid 4 Awb. Het verzet van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:17

Algemene wet bestuursrecht 8:41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 16 augustus

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen