X en Y zijn beide eigenaar van een dijkwoning. Bij de dijkwoning hoort een perceel van 210 m2. Van dit perceel valt 146 m2 onder de kernzone van een waterverdedigingswerk. Vanwege de WOZ-uitzondering voor waterverdedigingswerken neemt de heffingsambtenaar dit deel van het perceel niet mee in de WOZ-waardering. Voor de waardering van de dijkwoning met het overige deel van het perceel verwijst de heffingsambtenaar naar diverse referentieverkopen. X en Y vinden de gehanteerde grondwaarde te hoog.
Hof Amsterdam oordeelt dat de gemeente vrij is om te bepalen welke referentieobjecten zij gebruikt voor onderbouwing van de WOZ-waarde. Voorwaarde is dat de referentieobjecten voldoende vergelijkbaar zijn. Ook moet de gemeente voldoende rekening houden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de dijkwoning. De gemeente mocht uitgaan van een grondprijs van € 789 per m2 voor het deel van het perceel dat niet onder de waterverdedigingsvrijstelling valt. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 20 april