Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de aftrek van uitgaven voor onderhoudsverplichtingen terecht wordt geweigerd nu er geen sprake is van een in rechte vorderbare verplichting. De helft van de hypotheekrente kan niet in aftrek worden gebracht.
X trekt in de aangifte IB/PVV 2013 € 5.649 af als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen. Het betreft de helft van de door hem betaalde rente op hypothecaire geldlening. X en zijn ex-partner kochten in 2006 een woning. In 2009 is de ex-partner uit de woning vertrokken. Er zijn geen schriftelijke afspraken omtrent de betaling van de rente door X voor zijn partner. In 2009 heeft X in rechte gepoogd de ex-partner te laten bijdragen in de rentelasten. De inspecteur weigert de aftrek. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is dit terecht. X gaat in hoger beroep.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de aftrek terecht weigert. Er is geen sprake van een in rechte vorderbare verplichting berustende op een dringende morele verplichting. De helft van de betaalde hypotheekrente komt feitelijk niet in aftrek. Over de wenselijkheid hiervan laat het hof zich, onder verwijzing naar de conclusie van A-G Niessen, V-N 2018/35.7, niet uit. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 19 november