Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X haar stelling dat zij in de jaren 2015 t/m 2017 hoofdverblijf had in de (recreatie)woning in Zeeland niet aannemelijk heeft gemaakt. Dat betekent dat over die jaren terecht forensenbelasting van haar is geheven.

X heeft twee woningen waarvan één in een gemeente in Zeeland. Zij heeft zich in deze gemeente laten inschrijven in de basisregistratie personen. Deze gemeente legt X aanslagen forensenbelasting op. X stelt dat de aanslagen onterecht zijn omdat zij in de Zeeuwse gemeente hoofdverblijf houdt.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X haar stelling dat zij hoofdverblijf had in de (recreatie)woning in Zeeland niet aannemelijk heeft gemaakt. Dat betekent dat terecht forensenbelasting van haar is geheven. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat X moet bewijzen dat zij hoofdverblijf houdt in de gemeente. De heffingsambtenaar heeft X gevraagd naar diverse stukken die als objectief en verifieerbaar bewijs kunnen dienen voor haar stelling dat zij hoofdverblijf had in de woning. X heeft maar gedeeltelijk aan dat verzoek voldaan; de door haar overgelegde stukken leiden niet tot de conclusie dat zij hoofdverblijf in de woning had. De verklaring van X dat zij in de weekenden en de maanden juni t/m augustus in de woning verblijft wijzen er juist op dat X de woning gebruikt als recreatiewoning. Het hof oordeelt dat de aanslagen terecht zijn opgelegd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 223

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 4 september

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen