Belanghebbende, X, woont in België. Hij houdt de aandelen in het Nederlandse A bv. Sinds eind 2007 is X, via zijn bv, werkzaam als manager voor het Belgische B nv. Omdat X salaris ontvangt van A bv, reikt de inspecteur IB-aangiftebiljetten voor de jaren 2008 en 2009 uit aan X. X dient de aangiften echter niet in. De inspecteur legt vervolgens ambtshalve aanslagen op. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur belasting mag heffen over het inkomen dat X geniet. De rechtbank overweegt daarbij dat X directeur is van A bv, en dat X salaris ontvangt van A bv. Verder wijst de rechtbank er op dat, ook al wordt de dienstbetrekking deels buiten Nederland uitgevoerd, de dienstbetrekking voor A bv wordt geacht geheel in Nederland te zijn vervuld (art. 7.2 lid 7 Wet IB 2001). Ook is volgens de rechtbank belastingheffing op grond van art. 15 en 16 Belastingverdrag Nederland - België toegestaan. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij zijn werkzaamheden geheel of nagenoeg geheel buiten Nederland, in België, heeft verricht. Verder acht het hof het ook niet aannemelijk dat X in Nederland uitsluitend bestuurderswerkzaamheden heeft verricht, waarvoor hij geen beloning genoot. De aanslagen blijven in stand.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 12 maart