Belanghebbende, X, is met zijn broer voor gelijke delen mede-eigenaar van 48 huurwoningen die onder de verhuurderheffing vallen. De WOZ-beschikkingen voor alle woningen zijn door de gemeente aan X, als oudste van de twee, bekendgemaakt. Daardoor is X op grond van art. 1.3 van de Wet verhuurderheffing belastingplichtig voor de verhuurderheffing. X is het niet eens met die keuze van de wetgever.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het gemeentelijk beleid om de WOZ-beschikking bij mede-eigendom op te leggen aan de oudste in leeftijd niet kan worden getoetst in een procedure als de onderhavige over de verhuurderheffing. X had zijn grieven tegen dit gemeentelijk beleid moeten aanvoeren in een bezwaar- of beroepsprocedure tegen de WOZ-beschikkingen. De rechtbank acht de keuze van de wetgever in formele zin om voor de verhuurderheffing aan te sluiten bij de Wet WOZ niet van redelijke grond ontbloot. Voor zijn stelling dat op individueel niveau sprake is van een buitensporige last heeft X geen bewijs geleverd. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet maatregelen woningmarkt 2014 II 1.3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Verhuurderheffing
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 4 juli