Belanghebbende, X, overlijdt in 2012. Haar echtgenoot, A, met wie X in algehele gemeenschap van goederen was gehuwd, houdt de aandelen in F bv en G bv. Naar aanleiding van een landelijk onderzoek legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag 2012 op aan (de erven van) X, omdat in de IB-aangifte 2012 geen ab-inkomen was verantwoord.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur terecht ab-inkomen bij X in aanmerking heeft genomen. De inspecteur beschikt over een nieuw feit. Volgens de rechtbank was de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid aanwezig dat de in de aangifte vermelde gegevens juist waren en hoefde de inspecteur daar niet aan te twijfelen. Vervolgens verwerpt de rechtbank de stelling van X dat de doorschuiffaciliteit van toepassing is op een deel van het ondernemingsvermogen van de bv’s. De binnen de bv’s uitgevoerde activiteiten maken niet dat er sprake is van ondernemingsvermogen. Ook maakt X niet aannemelijk dat de waarde in het economische verkeer van de aandelen moet worden vastgesteld op een lager bedrag dan de intrinsieke waarde. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 24 januari