Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de kosten voor gordijnen, behang, tapijt en traplopers in het algemeen huurderslasten zijn en dat deze dus niet behoren tot de uitgaven voor monumentenpanden. Parket en tapijt, ook als dat tapijt wordt verlijmd, verschillen zo sterk van elkaar, dat het gelijkheidsbeginsel niet voorschrijft dat deze kosten gelijk moeten worden behandeld. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

De heer X is samen met zijn echtgenote eigenaar van een onroerende zaak. Het betreft hun eigen woning. Deze is – met uitzondering van de naastgelegen schuur – op verzoek van X een rijksmonument geworden. Daarna is de woning grondig gerestaureerd, onderhouden en verbeterd. X claimt vervolgens met succes persoongebonden aftrek voor het onderhoud. In geschil zijn de IB-navorderingsaanslagen over 2006, 2008, 2009 en 2010. Volgens de inspecteur heeft X facturen (laten) vervalsen, waardoor onder meer niet-aftrekbaar binnenschilderwerk als onderhoud is aangemerkt. X is daarvoor inmiddels strafrechtelijk veroordeeld. Volgens Rechtbank Gelderland wist X vanwege de gekunstelde wijze van factureren onmiskenbaar dat de betreffende kosten niet aftrekbaar zijn. Door de facturen toch bij zijn administrateur in te leveren, was het onmiskenbaar de bedoeling om te hoge aftrek te claimen. Een deel hiervan heeft ook betrekking op de niet-monumentale schuur. X gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2018/67.1.2) oordeelt dat de kosten voor gordijnen, behang, tapijt en traplopers in het algemeen huurderslasten zijn en dat deze dus niet behoren tot de uitgaven voor monumentenpanden. Ondanks dat gordijnen bij monumenten met enkel glas mede dienen ter isolatie, zijn de aanschafkosten daarvan niet aftrekbaar. Parket en tapijt, ook als dat tapijt wordt verlijmd, verschillen zo sterk van elkaar, dat het gelijkheidsbeginsel niet voorschrijft dat deze kosten gelijk moeten worden behandeld (zie Besluit 7 maart 2016, nr. BLKB2016/360M, V-N 2016/21.8). Met betrekking tot de niet-aftrekbare kosten van het binnenschilderwerk beroept X zich vergeefs op het vertrouwensbeginsel. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet inkomstenbelasting 2001 6.31

Wet inkomstenbelasting 2001 3.111

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 juli

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen